• wis·sel·bank
enkelvoud meervoud
naamwoord wisselbank wisselbanken
verkleinwoord

de wisselbankv / m

  1. (economie) (verouderd) een historisch type bank, door de overheid opgericht, waar goud- en zilverstukken tegen een gegarandeerd gewicht in edelmetaal ingewisseld konden worden
     En dat is precies zoals de macht wordt gezien in de rechtswetenschap, die wisselbank van de geschiedenis, die belooft het historische begrip macht in te wisselen voor baar goud.[2]
     Amsterdam heeft een rijke monetaire historie. De Amsterdamse Wisselbank, opgericht in 1609, was de voorloper van de centrale banken zoals we die nu kennen.[3]
  2. (sport) bank waarop de wisselspelers zitten (bij voetbal of andere teamsporten)
     Van Marwijk opereert voorspelbaar en vertrouwt op zijn spelsysteem en basisformatie. Op zijn wisselbank maakt hij wel steeds vaker ruimte voor jonge en talentvolle spelers uit de eredivisie. Dat maakt het niet eenvoudig de namen van de 4 afvallers te voorspellen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Jasper Blom en Femke Roosma en Rens van Tilburg
    “Opinie: ‘Versterk de lokale economie met een eigen Amsterdamse munt’” (5 november 2021), Het Parool
  4.   Weblink bron “Bert van Marwijk heeft puzzel zo goed als af” (Van Marwijk opereert voorspelbaar en vertrouwt op zijn spelsysteem en basisformatie. Op zijn wisselbank maakt hij wel steeds vaker ruimte voor jonge en talentvolle spelers uit de eredivisie. Dat maakt het niet eenvoudig de namen van de 4 afvallers te voorspellen.), Tubantia