permutar
- per·mu·tar
permutar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
permutar |
permutaba |
permutado |
volledig |
- onovergankelijk (~ con) ruilen (met)
- overgankelijk ruilen, verwisselen
- (wiskunde) permuteren
- [1] trocar, intercambiar