• wis·sel·kind
enkelvoud meervoud
naamwoord wisselkind wisselkinderen
verkleinwoord wisselkindje wisselkindjes
wisselkindertjes

het wisselkindo [1]

  1. (folklore) kind dat in de plaats gelegd wordt van een door feeën of trollen geroofd mensenkind
     Ik wist dat zich in de rottende bemoste boomstronken feeën ophielden, feeën die 's nachts baby's roofden uit hun bedjes naast de haard en daarvoor in de plaats wisselkinderen neerlegden.[2]
     Er waren een of meerdere sprookjes over wisselkinderen. .... Trollen hadden ook de gewoonte hun kinderen om te wisselen met die van mensen en meer van dat soort dingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767