enkelvoud meervoud
change changes

change

  1. verandering
  2. wisselgeld
vervoeging
onbepaalde wijs to  change 
he/she/it  changes 
verleden tijd  changed 
voltooid
deelwoord
 changed 
onvoltooid
deelwoord
 changing 
gebiedende wijs  change 

change

  1. veranderen
  2. wisselen


vervoeging van
changer

change

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van changer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van changer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van changer