naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
veranderenveranderd
verandering
  • ver·an·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veranderen
veranderde
veranderd
zwak -d volledig

veranderen

  1. overgankelijk zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt
    • We hebben daarna de procedure grondig veranderd. 
  2. wederkerend zich ~ - zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt
    • Zich te veranderen is een moeilijke zaak. 
  3. ergatief het proces van anders worden
    • Het weer veranderde plotseling. 
     Iedereen sprak door elkaar heen, er was niks veranderd.[1]
     Maar als ik zonder te liften in dit tempo zou doorlopen, was het wel van belang dat er iets fundamenteels zou veranderen.[1]
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]
  1. 1 2
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be