• mě·nit

měnit imperfectief  

  1. veranderen; in een kwalitatief andere staat te brengen
    «Soustředěně jsme pozorovali, jak chameleoni mění barvu.»
    Aandachtig observeerden we hoe de kameleon van kleur verandert.
  2. veranderen; het in een andere staat brengen met het veranderen van de waarde van een parameter
    «Tato videokamera pořizuje dokonale nahrává i mění-li se intenzita osvětlení.»
    De videocamera neemt perfect op, zelfs wanneer de lichtintensiteit verandert.
  3. vervangen, verwisselen; het ene object de plaats doen innemen van het andere
    «Dělníci s pomocí vysokozdvižné plošiny měnili žárovky veřejného osvětlení.»
    Werknemers vervingen met behulp van een hoogwerker de gloeilampen in de openbare verlichting.
  4. wisselen, uitwisselen; het uitvoeren van een wederzijdse uitwisseling van iets of van plaats
    «Hned bych s tebou měnil, tady není k vydržení.»
    Ik zou meteen met jou wisselen, hier is het niet om uit te houden.
  1. přeměňovat imperfectief / přeměnit perfectief, obměňovat imperfectief / obměnit perfectief, proměňovat imperfectief / proměnit perfectief
  2. proměňovat imperfectief / proměnit perfectief
  3. střídat, zaměňovat imperfectief / zaměnit perfectief
  4. směňovat imperfectief / směnit perfectief, vyměňovat imperfectief / vyměnit perfectief