Nederlands

 
wisselstrook
Uitspraak
Woordafbreking
  • wis·sel·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wisselstrook wisselstroken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wisselstrookv / m

  1. (verkeer) een rijstrook die afhankelijk van de drukte geopend wordt voor een bepaalde rijrichting
    • Ruijter is verantwoordelijk voor het programma SAA, Schiphol-Amsterdam-Almere. De A1 is een van de vijf projecten van SAA, dat in 2024/25 moet zijn voltooid en in totaal 4,4 miljard euro kost. Ruijter verwacht dat meer wegcapaciteit zal leiden tot minder files. Er waren drie rijstroken in beide richtingen en één wisselstrook die zich aanpast aan de spits. Het worden vijf rijstroken in beide richtingen, plus twee wisselstroken. [1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Mark Duursma 22 augustus 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be