• ver·want
  • In de betekenis van ‘geparenteerd’ voor het eerst aangetroffen in 1588.[1]
  • Leenwoord uit Middelhoogduits of Middelnederduits verwant ‘familie zijnd; van dezelfde soort zijnd’.[2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verwant verwanter verwantst
verbogen verwante verwantere verwantste
partitief verwants verwanters -

verwant

  1. door familiebanden verbonden
  2. (figuurlijk) op een of andere wijze gerelateerd
  3. (taalkunde) etymologisch bijeenhorend
enkelvoud meervoud
naamwoord verwant verwanten
verkleinwoord - -

de verwantm

  1. iemand waar men familiebanden mee heeft
  2. (taalkunde) woord dat van hetzelfde oudere woord afkomstig is
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]