Een trompet.
  • trom·pet
enkelvoud meervoud
naamwoord trompet trompetten
verkleinwoord trompetje trompetjes

trompet v / m

  1. (muziekinstrument) koperen blaasinstrument met ventielen
    • Ik speel al twee jaar lang op de trompet. 

aerofoon, blaasinstrument, muziekinstrument

vervoeging van
trompetten

trompet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetten
  2. gebiedende wijs van trompetten
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • trom·pet

trompet

  1. (muziek) trompet


  • trom·pet
  1. [1]
Naar frequentie
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   trompet     trompeten     trompeter     trompetene  
genitief   trompets     trompetens     trompeters     trompetenes  

trompet, m

  1. (muziekinstrument) trompet
    «Den trompet spiller en viktig rolle i livet mitt.»
    De trompet speelt een belangrijke rol in mijn leven.
  2. gebruikt als onderdeel van samengestelde zelfstandige naamwoorden waarbij het object laat denken aan een trompet
  • spille trompet i orkesteret
in het orkest trompet spelen
  • blåse et signal i trompeten
op de trompet een signaal blazen


  • trom·pet
  1. [2]
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   trompet     trompeten     trompetar     trompetane  

trompet, m

  1. (muziekinstrument) trompet
  2. gebruikt als onderdeel van samengestelde zelfstandige naamwoorden waarbij het object laat denken aan een trompet
  • blåse ein lang støyt i trompeten
een lange trompetstoot blazen
  • blåse på trompeten
op de trompet blazen
  • spele på trompeten
op de trompet spelen
  • spele trompet i orkesteret
in het orkest trompet spelen
  1.   Weblink bron “Bokmålsordboka : trompet” op ordbokene.no
  2.   Weblink bron “Nynorskordboka : trompet” op ordbokene.no