• rob·ba
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord  robbe ww 
Naar frequentie 51344
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud robba - - - - - -
o enkelvoud robba
meervoud robba
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
robba - - - - - -

robba

  1. beroofd, geroofd, geplunderd, gestroopt

robba

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van robbe

har robbet

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade

robba

  1. voltooid (verleden) deelwoord van bade


  • rob·ba
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van de Nynorske werkwoorden robba en robbe
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud robba - - - - - -
o enkelvoud robba
meervoud robba
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
robba - - - - - -

robba

  1. beroofd, geroofd, geplunderd, gestroopt

robba

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast robbe, zie aldaar

robba

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van robba

har bada

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van robba

robba

  1. voltooid (verleden) deelwoord van bada

robba

  1. gebiedende wijs van bada

robba

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade

har bada

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bade

robba

  1. voltooid (verleden) deelwoord van bade

robba

  1. gebiedende wijs van bade