bade
- ba·de
vervoeging van |
---|
baden |
bade
- aanvoegende wijs van baden
- Het woord bade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ba·de
Naar frequentie | 5522 |
---|
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bade |
bader |
badede |
badet |
volledig |
bade
- onovergankelijk baden, zwemmen
- overgankelijk iemand baden
bade
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bad
- bade in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- ba·de
Naar frequentie | 4197 |
---|
bade
- onovergankelijk baden, zwemmen
- «I ferien badet vi hver dag.»
- In de vakantie baadden wij elke dag.
- «I ferien badet vi hver dag.»
- onovergankelijk (figuurlijk) baden
- «Snøfjellene lå badet i sol.»
- De besneeuwde bergen lagen gebaad in zonneschijn.
- «Snøfjellene lå badet i sol.»
- overgankelijk iemand baden
- «Vi badet barna.»
- Wij baadden de kinderen.
- «Vi badet barna.»
- overgankelijk dopen, soppen
|
- [1]: bade i sjøen
zwemmen in de zee
- [2]: være badet i svette
baden in het zweet (letterlijk: gebaad zijn in zweet))
- [3]: bade føttene
- ba·de
bade
- onovergankelijk baden, zwemmen
- onovergankelijk, (figuurlijk) baden
- «Landskapet låg bada i sol.»
- Het landschap lag gebaad in zonneschijn.
- «Landskapet låg bada i sol.»
- overgankelijk iemand baden
- «Vi bada ungene.»
- Wij baadden de kinderen.
- «Vi bada ungene.»
- overgankelijk dopen, soppen
|
|
- [1]: bade i sjøen
zwemmen in de zee
- [2]: ligge badet i svette
baden in het zweet (letterlijk: gebaad liggen in zweet))