• ba·den·de
vervoeging van: baden
verbogen vorm: badendee

badende

  1. verbogen vorm van badend, het onvoltooid deelwoord van baden

badende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van badend


  • ba·den·de
  • Bijvoeglijk gebruik van het Deense onvoltooid deelwoord van het werkwoord bade met het achtervoegsel -ende
Naar frequentie 103837
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud badende
o enkelvoud badende
meervoud badende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
badende

badende

  1. badend

badende

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord bedrijvende vorm van bade



  • ba·den·de
  • Bijvoeglijk gebruik van het onvoltooid deelwoord van het Noorse werkwoord bade met het achtervoegsel -ende
Naar frequentie 122901
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud badende
o enkelvoud badende
meervoud badende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
badende

badende

  1. badend

badende

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord bedrijvende vorm van bade