badend
- ba·dend
vervoeging van: | baden |
verbogen vorm: | badende |
badend
- badend in het zweet
heftig zwetend
- • Sprankelend en verfrissend, hoewel zij na een droom die hier betrekking op had steevast badend in het zweet wakker werd. Mislukt. Zij opende haar ogen en slaakte een zucht van onmacht en irritatie. [1]
- Het woord badend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008