Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·pet·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trompetter trompetters
verkleinwoord trompettertje trompettertjes

Zelfstandig naamwoord

de trompetterm

  1. iemand die een trompet bespeelt
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
trompetteren

trompetter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
    • Ik trompetter. 
  2. gebiedende wijs van trompetteren
    • Trompetter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
    • Trompetter je? 

Meer informatie

Gangbaarheid