trompetteren
- trom·pet·te·ren
- Afgeleid van trompet.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trompetteren |
trompetterde |
getrompetterd |
zwak -d | volledig |
trompetteren
- inergatief (dierengeluid) het geluid van een olifant
- Het olifantje trompetterde tot grote lol van de dierentuinbezoekers.
- Het woord trompetteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trompetteren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be