trauma
- trau·ma
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘psychische stoornis’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
- van het Griekse 'traũma' (wond) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trauma | trauma's traumata |
verkleinwoord | traumaatje | traumaatjes |
- (psychologie) (medisch) psychische stoornis, ontstaan door een schokkende ervaring
- (medisch) verwonding
- trauma-arts, traumacentrum, traumachirurg, traumaheli, traumahelikopter, traumakamer, traumateam, traumatisme, traumaverwerking, traumazorg
psychische stoornis, ontstaan door een schokkende ervaring
- Het woord trauma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trauma" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "trauma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ trauma op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
trauma
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /trawma/
trauma v
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
trauma v
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /traʊ̯ma/
- trau·ma
- Afgeleid van het Oudgriekse τραῦμα (traũma)
trauma o
- Zie Wikipedia voor meer informatie.