• trau·ma·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord traumakamer traumakamers
verkleinwoord

de traumakamerm

  1. (medisch) ruimte waarin slachtoffers van een ernstig ongeluk worden opgevangen op de spoedeisende afdeling van een ziekenhuis
     In het Radboudumc in Nijmegen wordt vandaag een kindvriendelijke traumakamer geopend. De kamer is zo aangepast dat kinderen de behandeling als minder stressvol ervaren, schrijft Omroep Gelderland. De kamer is tot stand gekomen na een inzamelingsactie van HKN, de supportersclub van eredivisieclub NEC. Eind vorig jaar kwam de club in contact met de inmiddels overleden Youri van 11 die aan een zeldzame vorm van botkanker leed.[1]
     Met piepende banden scheurt de ambulance naar ons toe. Op de traumakamer staan we allemaal gereed, op het oog rustig. We voelen echter de adrenaline door ons lijf gieren, zijn klaar om in actie te komen als de patiënt binnenkomt.[2]
     Collega's zagen Witbreuk omvallen en schrokken zich rot: het leek op een hartstilstand. De brandweerman werd uit zijn pak gesneden en met loeiende sirenes naar het ziekenhuis gebracht. Op de traumakamer gilde hij het uit van de pijn. Toen hij de volgende morgen uit zijn bed wilde komen zakte hij in elkaar: zijn linkerbeen bleek verlamd.[3]
  1.   Weblink bron “Opening van kindvriendelijke traumakamer in Radboudumc” (Vrijdag 22 april 2016, 10:42), NOS
  2.   Weblink bron “‘Van wie is mijn lichaam?’ – Robbert Dijkgraaf Essayprijs 2019” (25 november 2019), NewScientist
  3.   Weblink bron
    Angelique Kunst
    “'Dit mag nooit meer een brandweerman overkomen'” (25-06-2017), Tubantia