• let·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord letsel letsels
verkleinwoord letseltje letseltjes

het letselo

  1. (medisch) lichamelijke schade met name aangericht in een ongeluk of gevecht
    • Het motorongeluk veroorzaakte gelukkig weinig permanent letsel bij hem. 
  • letsel toebrengen
bezeren
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]