• ska·de
  • Afkomstig van het Oudnoors zelfstandige naamwoord skaði
Naar frequentie 877
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skade     skaden     skader     skadene  
genitief   skades     skadens     skaders     skadenes  

skade, m

  1. schade
  2. letsel