Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·val·len·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ongevallenletsel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ongevallenletselo

  1. (medisch) letsel als gevolg van een ongeval

Gangbaarheid