tor
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tor
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands torre; in de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in 1437, cognaat met Fries tuorre / toarre, misschien een klanknabootsing van het zoemende geluid tijdens het vliegen [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tor | torren |
verkleinwoord | torretje | torretjes |
Zelfstandig naamwoord
- (kevers) benaming voor insecten uit de orde Coleoptera waarvan de vleugels gewoonlijk schuilgaan onder stevige dekbladen
- Er zijn nu heel veel van die torretjes.
- (straalvinnigen) een geslacht Tor van straalvinnige vissen uit de familie van karpers (Cyprinidae )
Synoniemen
- [1] kever
Hyperoniemen
- [2] eigenlijke karpers, karperachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
Verwante begrippen
Hyponiemen
- zie de categorie: Kevers in het Nederlands
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord tor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tor" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "tor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Pools
Zelfstandig naamwoord
tor m
- (scheikunde), (element) thorium