takelage
- ta·ke·la·ge
- Naamwoord van handeling van takelen met het achtervoegsel -age [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | takelage | - |
verkleinwoord | - | - |
de takelage v
- (scheepvaart), (verouderd) de masten en hun verstaging (het zg. staande want) van een traditioneel zeilschip.
- Van de takelage stond alleen nog den bezaans- en voorondermast.[2]
- (techniek) het ophijsen van lasten met behulp van een takel of kraan
- Over de kosten van de takelage moet nog worden onderhandeld.
- [1] tuigage
- [1] aftakeling, aftuiging, onttakeling, scheepsbouw, scheepstakelaar, talreep, tuig, zeilen, zeilplan, zeilschip
- [2] heffing, hefvermogen, katrol, kraan, kraandrijver, last, takel, takelwagen, talie, touw
1. het geheel van masten en de verstaging van traditionele zeilschepen
- Het woord 'takelage' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "takelage" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ takelage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Rotterdams Nieuwsblad 7-7-1896
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be