Een takel met twee katrollen/blokken
  • ka·trol
  • In de betekenis van ‘hijsblok’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1460 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord katrol katrollen
verkleinwoord katrolletje katrolletjes

de katrolv / m

  1. (techniek) een werktuigonderdeel dat het mogelijk maakt een last met een beperkte kracht op te hijsen, te laten zakken of te verplaatsen
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]