• steng
  • In de betekenis van ‘houten staak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord steng stengen
verkleinwoord stengetje stengetjes

de stengv / m

  1. (scheepvaart) verlengstuk van de mast, boven in de mast te hijsen op een zeilschip
  • de steng schieten, strijken
de steng omlaag halen
33 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[2]


  • steng

steng

  1. gebiedende wijs van stenge


  • steng

steng

  1. gebiedende wijs van stenga

steng

  1. gebiedende wijs van stenge

steng

  1. gebiedende wijs van stengja

steng

  1. gebiedende wijs van stengje