stoep
- stoep
- meestal stenen verhoging bij de ingang van een woning
- Zij was de stoep aan het boenen.
- (verkeer) vaak verhoogd onderdeel van een weg bedoeld voor voetgangers
- De stoep was onbegaanbaar vanwege de vele losliggende tegels.
- Jaap loopt op de stoep.
- horizontaal gemaakt vlak langs een waterkant, gebruikt voor werkzaamheden of als deel van een brug
- (waterbeheer) op- en afrit langs een dijk
- [1] op de stoep staanzich nadrukkelijk presenteren en noodzakelijk een reactie vereisen
- [3] veerstoep, waterstoep
- Het woord stoep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ stoep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "stoep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron
D.P. BlokDe oprit van de dijk in: Taal en Tongval., jrg. 9 nr. 2 (najaar 1957), Willem Pée, Bosvoorde, p. 198 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be