stappen
- stap·pen
- van Middelnederlands stappen, in de betekenis van ‘lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stappen /ˈstɑ.pə(n)/ |
stapte /ˈstɑp.tə/ |
gestapt /ɣə.ˈstɑpt/ |
zwak -t | volledig |
stappen
- ergatief het lichaam vooruit bewegen door een of meer keer een voet naar voren te zetten
- Wij stapten op de trein.
- een avondje uit gaan
- We zijn gisteren wezen stappen.
- [1] lopen
- [1] stappen in
- [1] stappen op
- [1] stappen van
- [1] stappen uit
- naar de rechter stappen
een gerechtelijke procedure tegen iemand opstarten
- in het huwelijksbootje stappen
gaan trouwen
- uit het leven stappen
zelfmoord plegen
- Met het verkeerde been uit bed stappen
een slecht humeur hebben
- Het woord stappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stappen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "stappen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be