Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stap·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

verstappen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstappen
verstapte
verstapt
zwak -t volledig
  1. wederkerend zich verstappen: per ongeluk misstappen zodat je bijvoorbeeld je enkel verzwikt en bijna valt
    • Omdat ik het afstapje niet zag, heb ik me verstapt en moest ik met mijn verzwikte enkel naar het ziekenhuis. 
     Om mezelf rond te kunnen bewegen, moest ik over flinke bergen afval heen stappen. Soms verstapte ik me en zakte ik er zo doorheen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Waar begin je als je jezelf hebt gegijzeld? (17/02/2022) in: Het Parool