republiek
- re·pu·bliek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bepaalde staatsvorm’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1]
- via het Franse république, van het Latijnse res publica, dat publieke zaak betekent
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | republiek | republieken |
verkleinwoord | republiekje | republiekjes |
de republiek v
- (regering) staatsvorm waarbij het staatshoofd voor een aantal jaren verkozen of benoemd wordt
- Tegenwoordig is Frankrijk een republiek.
1. staatsvorm
|
|
- Het woord republiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "republiek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "republiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be