rei
Niet te verwarren met: Rei, rij |
- rei
- m: via Middelnederlands rei en Picardisch rey van Oudfrans raie zn "streep, vore", in de betekenis van ‘reidans’ aangetroffen vanaf 1360 [1] [2] [3]
- v/m: via Middelnederlands ree en reye van Oudfrans raie zn "streep, vore", in de betekenis van ‘grenslijn’ aangetroffen vanaf 1250 [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rei | reien |
verkleinwoord | reitje | reitjes |
de rei m
- (verouderd) groep of kring van personen of wezens
- Der Dicht'ren rei verkiest op 't eenzaam Land te leeven, en wil het groot gewoel der Steden graag begeeven.[6]
- (dans), (muziek), (verouderd) een koor van zangers en dansers, dat vroeger met zang en dans een acte of bedrijf van een toneelstuk, afsloot
- De reien fungeren als rustpunten na emotierijke scènes.[7]
- (dans), (verouderd) de dans, en /of het lied, dat door zo'n koor werd gezongen, en/of gedanst
- [3] branle
- [3] reischaaf
- [3] blokhaak, mes, tekenhaak, vloerdelen, waterpas, winkelhaak
1. een groep personen of wezens
3. verkorte vorm van "reidans"
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- (waterbeheer) gracht, greppel of sloot voor de afwatering
- In Brugge zijn vele reien.
- (verouderd) rechte lijn
- Een dubbele rei fundamentpalen.
- (gereedschap) rechte lat van metaal of hout waarlangs men lijnen kan trekken, kan controleren of een werk vlak of waterpas is
- Met deze stalen rei kun je een reep linoleum recht afsnijden.
vervoeging van |
---|
reien |
rei
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
- Ik rei.
- gebiedende wijs van reien
- Rei!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
- Rei je?
- Het woord rei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rei" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rei (reidans) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "rei" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rei (gracht, greppel) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Scriptorum chorus omnis amat nemus & fugit urbes. Horatio
(Tijdschrift De Denker deel 7 , 1769) - ↑ Ui t"Achilles en Polyxena" P.C.Hooft
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rei | reis |
rei m
enkelvoud | meervoud |
---|---|
rei | reis |
rei m