zangkoor
- zang·koor
- samenstelling van zang en koor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zangkoor | zangkoren |
verkleinwoord | zangkoortje | zangkoortjes |
het zangkoor o
- (kunst) een groep vocalisten die tezamen een stuk muziek zingen, al of niet met instrumentale begeleiding
- Ons zangkoor heeft net een kerstcantate ten gehore gebracht.
- Op dinsdagavond begon mijn werkweek. Ik dirigeerde een zangkoortje. Het was het vijfde koor van mijn carrière. Nooit langer dan twee jaar of het koortje viel uit elkaar. Of ik zei op. [1]
- Het woord zangkoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zangkoor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be