polymeer
- po·ly·meer
- In de betekenis van ‘verbinding uit gelijksoortige moleculen’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
- met het voorvoegsel poly- met het achtervoegsel -meer [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | polymeer |
verbogen | polymere |
polymeer
- betrekking hebbend op de vorming van een polymeer
- Deze polymere verbinding ontleedt gemakkelijk.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polymeer | polymeren |
verkleinwoord | polymeertje | polymeertjes |
het polymeer o
- (scheikunde) een reuzenmolecuul dat bestaat uit een sequentie van één of meerdere identieke of soortgelijke onderdelen die aan elkaar zijn gekoppeld
- Het is niet juist om alle polymeren 'plastics' te noemen omdat zij lang niet allemaal plastisch te vervormen zijn.
1. (scheikunde) een reuzenmolecuul ...
- Het woord polymeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "polymeer" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "polymeer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ polymeer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be