parabool
- pa·ra·bool
- via Frans parabole of direct van Latijn parabola en Oudgrieks παραβολή (parabolè) (met het voorvoegsel para-), in de betekenis van ‘kegelsnede’ aangetroffen vanaf 1645 [1] [2] [3]
Cognaat met parabel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parabool | parabolen |
verkleinwoord | parabooltje | parabooltjes |
- (wiskunde) kegelsnede waarbij het snijvlak parallel loopt met een lijn die aan de kegel raakt en tevens het toppunt snijdt
- Als er geen wrijving was en de aarde plat was, dan zou de baan van een kogel een perfecte parabool beschrijven.
- (natuurkunde), (optica), (elektronica) de paraboloïde reflector met een zeer sterke richtwerking vooral toegepast voor geluid, warmte, licht en bij antennes voor de hogere zend- en ontvangfrequenties van het radiospectrum
- Een schotelantenne heeft doorgangs een parabool als reflector.
- (natuurkunde), (astronomie) naam van de antenne met een parabool als reflector
- Een radiotelescoop voor ruimteonderzoek met een enorme parabool.
- (taalkunde) een retorische stijlfiguur, een formulering die de waarheid bewust te kort doet door haar als zeer klein, onnozel of onbeduidend voor te stellen
- Als jij het Concertgebouworkest "een aardig strijkje" noemt, dan is dat een parabool, je weet wel beter!
- [1] (weinig gebruikt) brandsnede
- [4] understatement, bagatellisering
- [4] hyperbool
- [1] kegelsnede
- [1] parabolisch, paraboloïde
- [2] paraboolantenne
- [1] ellips, hyperbool, kegelsnede
- [2] antennereflector, radiotelescoop, reflector, richtmicrofoon, schotelantenne, schijnwerper, spiegel straalverbinding, vuurtoren, zoeklicht
- [4] eufemisme
1. kegelsnede waarbij het snijvlak parallel loopt met een lijn die aan de kegel raakt en tevens het toppunt snijdt.
- Het woord parabool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parabool" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ parabool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "parabool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parabool | parabole |
parabool