• ba·ga·tel·li·se·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord bagatellisering bagatelliseringen
verkleinwoord

de bagatelliseringv

  1. het doen alsof iets minder groot, zwaar of belangrijk is dan het in werkelijkheid is
     ‘De bagatellisering past in een bredere ontkenning van racisme in Nederland. We grijpen alles aan om het maar niet over racisme te hebben.’[1]
     Steeds? Sinds begin 2015 schreef Trouw meestal over hoofddoeken, niet hoofddoekjes.. Hoofddoekjes kwam 26 keer voor. Medewerkers en vooral redacteuren bedienden zich er 18 keer van. Daarnaast stond het 8 maal in citaten, meestal van PVV'ers, zelden tot bagatellisering van Wilders 'kopvodden' geneigd.[2]
     Het valt op dat ook het meest sociale type al snel tot drie à vier eenzaamheidspunten komt, en op een minder dagje tot acht of negen. Bijna iedereen kent het gevoel, zegt onderzoeker Gerine Lodder. Dat maakt het probleem ‘herkenbaar’, en tegelijk vatbaar voor bagatellisering.[3]


  1.   Weblink bron
    Haro Kraak
    “Waarin zit toch de witte angst om over racisme te praten?” (5 juni 2020), de Volkskrant
  2.   Weblink bron
    Jaap de Berg
    “Wie het over 'hoofddoekjes'heeft, hoeft niet schuldig te zijn aan bagatellisering” (07-01-2009), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Bert Nijmeijer
    “Eenzaam maar niet alleen” (03/04/2018), HP de Tijd