Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schijn·wer·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schijnwerper schijnwerpers
verkleinwoord schijnwerpertje schijnwerpertjes

Zelfstandig naamwoord

de schijnwerperm

  1. een sterke lamp voorzien van een lenzenstelsel dat een krachtige lichtbundel uitzendt
    • Er stonden twee schijnwerpers op hem gericht. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de schijnwerper staan
onderwerp van grote attentie zijn
  1.  Opperste concentratie in de coulissen van De Bond. Gespannen staan de leerlingen uit groep 8C van de basisschool Drie-eenheid maandagmorgen naar hun klasgenoten te kijken die op dat moment in de schijnwerpers staan. Als er al wat wordt gezegd, gebeurt dat op een fluistertoon die op de bühne niet te horen is.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen