parabel
- pa·ra·bel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gelijkenis’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1]
- afgeleid van het Griekse 'bolḗ' (worp) met het voorvoegsel para- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parabel | parabelen parabels |
verkleinwoord | parabeltje | parabeltjes |
- (letterkunde) zinnebeeldig verhaal dat dient om een religieus, moreel of filosofisch idee te illustreren
- Wat is de parabel van de gebroken ruit en hoe gaat deze?
- Het woord parabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parabel" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "parabel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be