Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·li·gi·eus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen religieus religieuzer religieust
verbogen religieuze religieuzere religieuste
partitief religieus religieuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

religieus

  1. te maken hebbend met religie
    • De paus is een religieuze leider. 
     De man die vastzit vanwege de moord op de Japanse oud-premier Shinzo Abe heeft tegen de politie gezegd dat hij aanvankelijk een leider van een religieuze groep wilde doden, meldt het Japanse persbureau Kyodo. Zijn moeder zou financieel in de problemen zijn geraakt door donaties aan deze groep, die volgens de verdachte door Abe werd gepromoot.[2]
  2. niet door objectieve feiten weerlegbaar
     Wat er belangrijk aan was, was dat deze rechtszaken en de reportagereeks van Reporter-Magasinet de ogen moesten hebben geopend van hen die zich met bijna religieus, of in elk geval blind, vertrouwen hadden laten verleiden door alle profeten die predikten over verdrongen herinneringen aan seksuele vergrijpen.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2.   Weblink bron “Verdachte van moord op oud-premier Abe had eerst ander doelwit” (09 juli 2022), NU.nl
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be