• et·no·re·li·gi·eus
stellend
onverbogen etnoreligieus
verbogen etnoreligieuze
partitief etnoreligieus

etnoreligieus

  1. (sociologie) uitgaand van geloof dat sterk verband houdt met horen tot een bepaald volk
     Onder andere in Sudan, Dagestan, Palestina en Kashmir is te zien dat etnoreligieus geweld vaak het gevolg is van de sacralisering van de strijd om stukken land of van de strijd tegen indringers.[1]
     Ik vind het afschuwelijk dat tijdens de rellen is gezegd dat al die zwarten op straat waren omdat Afrikanen polygaam zijn en dus niet genoeg ruimte hebben in hun appartementen. (…) Volgens Alain Finkielkraut was er sprake van een etnoreligieus conflict.[2]
  1.   Weblink bron
    Jaap van den Bosch
    “De Heilige Outgroup”, masterscriptie (december 2010), Faculteit Godgeleerdheid Universiteit Utrecht, p. 42
  2.   Weblink bron
    René Moerland
    “Zwart & Frans” (10 maart 2007) op nrc.nl