understatement
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- un·der·state·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zeer gematigde uitdrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | understatement | understatements |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (taalkunde) een stijlfiguur waarbij iets of iemand bewust te zwak wordt afgeschilderd, vaak met de bedoeling dat dit een ironisch effect zal geven
- "Amsterdamse woningmarkt is weer in beweging" is een voorbeeld van een understatement aangezien iedere Amsterdammer weet dat die markt totaal overspannen is
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord understatement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "understatement" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "understatement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ understatement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be