Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • un·der·state·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zeer gematigde uitdrukking’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord understatement understatements
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

understatement o [3]

  1. (taalkunde) een stijlfiguur waarbij iets of iemand bewust te zwak wordt afgeschilderd, vaak met de bedoeling dat dit een ironisch effect zal geven
    • "Amsterdamse woningmarkt is weer in beweging" is een voorbeeld van een understatement aangezien iedere Amsterdammer weet dat die markt totaal overspannen is 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen