• on·loo·chen·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onloochenbaar onloochenbaarder onloochenbaarst
verbogen onloochenbare onloochenbaardere onloochenbaarste
partitief onloochenbaars onloochenbaarders -

onloochenbaar [2]

  1. van een zaak dat ze niet te ontkennen valt
  1. onloochenbaar op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard WOENSDAG 7 JUNI 2017
  4. Volkskrant 16 september 2015