flagrant
- fla·grant
- Leenwoord uit het Frans, verder te herleiden tot het Latijn (flagrans). In de betekenis van ‘zonneklaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | flagrant | flagranter | flagrantst |
verbogen | flagrante | flagrantere | flagrantste |
partitief | flagrants | flagranters | - |
flagrant
- overduidelijk, vaak met een schokkend bijeffect
- Een flagrante overtreding van de wet.
- Het drong op een flagrante manier tot hen door.
- Het woord flagrant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flagrant" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "flagrant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: flagrant (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- Leenwoord uit het Frans
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
flagrant |
flagrant
flagrant