• mer·ke·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen merkelijk merkelijker merkelijkst
verbogen merkelijke merkelijkere merkelijkste
partitief merkelijks merkelijkers -

merkelijk

  1. duidelijk
    • De studieresultaten van puberende meisjes zijn merkelijk beter dan van de jongens. 
44 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be