meel
- Geluid: meel (hulp, bestand)
- IPA: / mel / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /mɪːɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /meɫ/
- (Limburg): /mel/
- meel
- van Middelnederlands meel / mele, in de betekenis van ‘gemalen graan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meel | - |
verkleinwoord | - | - |
het meel o
- (voeding) gemalen graan
- Meel is de basis van vele producten die men in de westerse wereld eet.
|
- Met meel in de mond spreken/praten
Iets zeggen waar men zelf niet achterstaat / Iets niet duidelijk zeggen, ergens omheen praten
1. gemalen graan
vervoeging van |
---|
melen |
meel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van melen
- Ik meel.
- gebiedende wijs van melen
- Meel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van melen
- Meel je?
- Het woord meel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ meel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "meel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be