meeldauw
- meel·dauw
- van Duits Mehltau, ten onrechte opgevat als samenstelling van meel zn en dauw zn , in de betekenis van ‘plantenschimmel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1666 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meeldauw | - |
verkleinwoord | - | - |
de meeldauw m
- (schimmels) dunne, oppervlakkige schimmelaantasting van planten waarbij op diverse plantendelen een wit of grijs schimmelpluis gevormd wordt
- ▸ Cox’s-bomen zijn vatbaar voor ziektes als meeldauw.[4]
1. dunne, oppervlakkige schimmelaantasting van planten waarbij op diverse plantendelen een wit of grijs schimmelpluis gevormd wordt
- Het woord meeldauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meeldauw" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ meeldauw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "meeldauw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Wim Köhler“Waarom sterft een heerlijk appeltje uit?” (12 oktober 2015) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be