Een map.
  • map
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘omslag’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord map mappen
verkleinwoord mapje mapjes

demapv/m

  1. een stevig omhulsel voor papieren
  2. een gebundelde verzameling gegevens
  3. (informatica) deel van het bestandssysteem, waarin een aantal bestanden op gestructureerde wijze bewaard kunnen worden
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]