arrangeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arrangeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·ran·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schikken’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van het Franse arranger (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
arrangeren |
arrangeerde |
gearrangeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
arrangeren
- overgankelijk in een bepaalde orde rangschikken, ordenen
- Hij heeft de bloemen tot een mooi boeket gearrangeerd.
- overgankelijk (muziek) een bepaalde melodie met akkoorden omlijsten en voor een bepaalde bezetting geschikt maken
- Hij arrangeerde een bekend lied voor fluit, hobo en orgel.
- (juridisch) (een geschil) bij schikking afdoen
- regelen, organiseren
- De vaksbondsleider wil een gesprek tussen het personeel en de directeur arrangeren. [3]
Afgeleide begrippen
- [2] arrangement, arrangeur
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord arrangeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "arrangeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "arrangeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arrangeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be