lover
- [A]: Geluid: lover (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlɔvər / (2 lettergrepen)
- [B], [C]: Geluid: lover (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlovər / (2 lettergrepen)
- lo·ver
- In de betekenis van ‘gebladerte’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- [A] van Engels lover, vanaf de jaren 1990. [2]
- [B] van loof zn met het achtervoegsel -er [3] [4]
- [C] van loof ww met het achtervoegsel -en [5][6] [7]
A | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lover | lovers |
verkleinwoord | lovertje | lovertjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie in deze betekenis.
[A] lover m
- (meestal in samenstellingen) liefje, iemand die met een ander een intieme relatie heeft
B | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lover | lovers |
verkleinwoord | lovertje | lovertjes |
[B] lover o
- het geheel van bladeren van een of meer bomen
- nagemaakte blaadjes als versiering
- loover (spelling voor 1947)
1. het geheel van bladeren van een of meer bomen
C | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | lover | lovers |
verkleinwoord | - | - |
[C] lover m
- iemand die nadrukkelijk vertelt dat hij iets of iemand goed vindt
- iemand die iets probeert te verkopen
- [2] bieder
- Het woord lover staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lover" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "lover" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lover op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ lover op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ lover op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lover |
lovais |
lové |
eerste groep | volledig |
lover
- overgankelijk oprollen
- wederkerend zich oprollen (van slangen)
- ↑ Weblink bron lover in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
- lo·ver
Naar frequentie | 600 |
---|
lover
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van lov
- lo·ver
lover
- nominatief bepaald vrouwelijk meervoud van lov