lommer
- lom·mer
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schaduw van gebladerte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1487 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lommer | - |
verkleinwoord | - | - |
de lommer m
- schaduw
- Het woord lommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lommer" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lommer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- lom·mer
Naar frequentie | 6577 |
---|
lommer, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van lom
lommer, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van lomme