oprollen
- Geluid: oprollen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔprɔlə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɔprɔlə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɔprɔlə(n)/
- op·rol·len
- samenstelling van op bw en rollen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oprollen |
rolde op |
opgerold |
zwak -d | volledig |
oprollen
- wederkerend zich ~, tot een rol vormen
- Hij rolde zich in een hoekje lekker op.
- overgankelijk ergens een rol van maken
- overgankelijk een (semi-)georganiseerde groep arresteren
- Er is vandaag een compleet mensensmokkelaarsnetwerk opgerold.
- [1, 2] ontrollen, uiteenrollen
- [3] Een bende oprollen.
1. zich ~, tot een rol vormen
2. ergens een rol van maken
3. een (semi-)georganiseerde groep arresteren
- Het woord oprollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oprollen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be