ontrollen
- ont·rol·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontrollen |
ontrolde |
ontrold |
zwak -d | volledig |
ontrollen
- overgankelijk iets dat opgerold is afwikkelen
- Het was moeilijk dit oude papyrus te ontrollen zonder het te beschadigen.
- ergatief rollend ontkomen
- Een traan was hem het oog ontrold.
- Het woord ontrollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontrollen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be