loverboy
- lo·ver·boy
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘souteneur’ voor het eerst aangetroffen in 2000 [1]
- samenstelling van lover en boy
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loverboy | loverboys |
verkleinwoord | - | - |
de loverboy m
- pooier die meisjes verliefd op hem maakt om ze vervolgens in de prostitutie te doen belanden of in andere illegale activiteiten uit te buiten (drugshandel)
- de 18-jarige loverboy droeg een Armani-pak en reed in een BMW
- Het woord loverboy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loverboy" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "loverboy" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be